Leernetwerk Bouw & GWW
Het doel van het leernetwerk Bouw & GWW was de samenhang en integratie van circulair inkopen in de bouw en GWW te versterken en overheden helpen hierin stappen te laten zetten. Deelnemers kregen meer inzicht in de mogelijkheden voor circulariteit en ze kregen daarbij concrete handvatten aangereikt.
Het Leernetwerk Bouw & GWW was een Actieteam dat zich boog over kennisdelen- en ontwikkelen omtrent circulair bouwen. Het netwerk is in 2018 vier dagdelen bij elkaar gekomen. Al deze bijeenkomsten waren gericht op een combinatie van kennis en praktijk, waarbij de nadruk lag op:
Het Leernetwerk was gericht op deelnemers van publieke organisaties, met enige kennis op het gebied van aanbesteden en met enige ervaring op klimaatneutraal of circulair inkopen in de bouw of GWW.
Degenen die zich bij het Leernetwerk Bouw & GWW hadden aangesloten, zijn afkomstig van de volgende organisaties:
Op dinsdag 3 juli vond de eerste bijeenkomst plaats van het Leernetwerk circulair inkopen Bouw & GWW, gecombineerd met de start van Platform CB’23, in het Beatrixgebouw van de Jaarbeurs Utrecht. Deze bijeenkomst stond in het teken van het inventariseren van het speelveld en de behoefte van de deelnemers, de vorderingen op het materialenpaspoort en een praktijkvoorbeeld van ProRail..
Om inzicht te geven welke gremia werken aan verschillende kennisgebieden in de Bouw & GWW is een start gemaakt met een inventarisatie. Hieruit zijn twee platen voortgekomen: één bestaande uit een stakeholderanalyse en een andere met de kennisgebieden. Iedereen werd uitgenodigd om feedback te geven op deze platen en waar nodig aan te vullen. Er kwam naar voren dat momenteel veel nieuwe kennis ontwikkeld wordt, met name rondom meetbaarheid en het materialenpaspoort. Dit bleek ook uit de inventarisatie, de behoeften van de deelnemers van het leernetwerk en de keuze voor de themagroepen van Platform CB’23. Andere onderwerpen waar de deelnemers behoefte aan hebben zijn de uitwerking van specifieke MVI-criteria voor circulariteit en ketensamenwerking. Daarnaast is er vooral behoefte aan intervisie en goede voorbeelden. Ook is er een wens marktontmoeting te organiseren. Deze worden binnen het leerwerk gepland in het einde van 2018.
Jeroen Nagel van Rijkswaterstaat gaf een presentatie over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het materialenpaspoort en bood een praktisch overzicht van vragen voor hergebruik als:
Verder wil een alliantie van Rijkswaterstaat, Alliander, ProRail en Madaster het materiaalgebruik in infraprojecten beter registeren. Zij werken momenteel aan een pilot Madaster Infra. Materiaal krijgt met deze registratie als het ware een paspoort, dat het materiaal identiteit geeft. De registratie heeft tot doel materialen zoveel mogelijk te kunnen hergebruiken. Ook wordt er gekeken naar de NEN 2660 (en/of 2767) voor de decompositie van infrastructuurobjecten en wat hierop de gewenste toevoegingen zouden moeten zijn als je kijkt naar het materialenpaspoort.
Geerke Hooijmeijer presenteerde het project verkeersleidings- en incidentenbestrijdingspost groot Rotterdam in Barendrecht van ProRail. ProRail wil deze nieuwe post circulair en energieneutraal bouwen. Geerke nam de deelnemers mee in de onderzoeksvragen die lieten zien dat de meeste tijd uitgaat naar creëren van draagvlak. Daarnaast werkt ProRail op dit project mee aan twee pilots met EME (Excess Materials Exchange) en Madaster. Een bijzondere uitdaging voor ProRail is het ‘verkopen’ van materiaal. Dit zorgt voor een inkomende geldstroom en is lastig te verwerken binnen een projectomgeving. Het eigenaarschap van data en materiaal en de afhankelijkheid van deze marktpartijen is een aandachtspunt omdat ProRail ook een eigen database heeft met daarin de kenmerken van de bouwobjecten.
Het is belangrijk om circulariteit te kunnen meten. Bijvoorbeeld om te bepalen welke partij het meest circulaire plan heeft ingediend. Zonder meetinstrument is dat lastig, omdat circulariteit een complex begrip is. Zo lijkt het logisch om meer gerecycled materiaal te gebruiken in plaats van nieuw. Maar beton op basis van gerecycled materiaal heeft bijvoorbeeld meer cement nodig. Welk effect heeft dat op de circulariteit? Gelukkig zijn er goede methodes om dat te berekenen. Deze stonden centraal in de tweede bijeenkomst van het leernetwerk Bouw en GWW. Na een korte inleiding op het thema rouleerden de deelnemers in groepen langs drie tafels met elk een eigen onderwerp. Na een inleiding volgde steeds discussie en was er ruimte om vragen te inventariseren voor een handreiking bij het betreffende onderwerp. Daarmee krijgt de bijeenkomst een concreet vervolg.
Het onderwerp van de eerste tafel, Life Cycle Analysis (LCA), werd ingeleid door Jochem Mos, oprichter van Ecochain. Hij legde uit dat je voor circulariteit de hele levenscyclus van het gebruikte materiaal moet analyseren. Je kunt bijvoorbeeld voor een hoog recyclingpercentage zorgen, maar als je het gerecyclede materiaal daarvoor van ver moet halen, is het negatieve effect van dat transport misschien wel groter. De uitdaging is niet alleen om de uitputting van grondstoffen tegen te gaan, maar ook om mee te nemen waar grondstoffen die uit de kringloop verdwijnen terechtkomen. Zorgen die bijvoorbeeld voor afval, smog of giftige stoffen in het milieu? Een LCA meet wel 16 factoren, maar er zijn tools om die allemaal te wegen en samen te voegen tot één getal. Een goed voorbeeld is de MilieuKostenIndicator (MKI), zoals gebruikt in DuboCalc. Aan MKI-waarden kun je bijvoorbeeld gunningsvoordelen koppelen. Houd er wel rekening mee dat een LCA niet vertelt hoe je een probleem het best oplost. Het geeft alleen aan wat een specifieke oplossing oplevert.
De deelnemers zien het belang om circulariteit op deze manier te meten, maar willen vooral weten wat ze daarvoor concreet moeten doen, hoeveel tijd dat kost en wat het oplevert. Hoe kun je een LCA meenemen in een uitvraag of een RAW-bestek? Kun je de waarden gebruiken om zelf al keuzes te maken of moet je dat aan de markt overlaten? Hoe bepaal je van tevoren wat haalbaar is en hoe maak je een benchmark? Hoe gedetailleerd moet je de werkwijze van een aannemer daarvoor kennen? Een handreiking kan helpen om zulke vragen te beantwoorden, maar je leert het snelst door gewoon aan de slag te gaan en aan te haken bij partijen die al op deze manier werken. Zo wordt circulair bouwen uiteindelijk de standaard werkwijze.
Voor Jim Teunizen, partner bij Alba Concepts, gaat circulariteit verder dan alleen welk materiaal je gebruikt, waar dat vandaan komt en wat je er in de toekomst nog mee kunt – hergebruiken, recyclen of verbranden. ‘Waarom zou ik een hergebruikwaarde uitrekenen als ik niet weet of ik het materiaal nog wel uit een gebouw kan halen?’ vraagt hij zich af. Daarom kijkt hij ook naar losmaakbaarheid. Dat heeft te maken met de bouwtechniek, zoals het gebruikte soort verbindingen en hoe goed je daar nog bij kunt. Zo kun je onderdelen beter verbinden met bouten of klittenband dan met kit of pur. Alba heeft daarom een methode ontwikkeld om de losmaakbaarheid te berekenen en combineert dat met de Material Circularity Indicator (MCI, van de Ellen MacArthur Foundation) voor materiaalgebruik tot de totaalscore Building Circularity Index (BCI).
Jims stelling “losmaakbaarheid is dé belangrijkste randvoorwaarde voor circulair bouwen” oogst bijval, maar ook kritiek. Als onderdelen verslijten, heeft het bijvoorbeeld weinig toegevoegde waarde dat je ze los kunt halen. Of het kan meer energie kosten om losmaakbaar te bouwen. Hoe neem je dat mee in het totaalplaatje? De vraag is ook hoe je de vertaalslag maakt naar een uitvraag voor de markt. Er is bijvoorbeeld nog weinig ervaring met het gebruik van zo’n index als gunningscriterium. Een indexwaarde als eis opnemen kan wel. Als dan bij de uitvoering blijkt dat iets niet lukt, moet dat op een ander punt gecompenseerd worden.
Aan de derde tafel besprak inkoper Daan Voogt van J.P. van Eesteren de resultaten van een onderzoek naar de meetbaarheid van circulariteit in de bouw, uitgevoerd door de werkgroep Bouw van de Green Deal Circulair Inkopen. In dit onderzoek heeft de werkgroep een inventarisatie gemaakt van bestaande tools om circulariteit te meten – zoals Optimal Planet, BREAAM, Ecochain, PRP en Circular IQ - en beoordeeld hoe geschikt deze zijn om te gebruiken in de voorbereidings- en aanbestedingsfase van bouwprojecten. Daarbij is gekeken of het echt om een tool gaat of om een certificaat, of de tools daadwerkelijk circulariteit meten en hoe bekend ze zijn in de bouwwereld. In een overzicht van de tools laat de werkgroep zien wat de tools precies meten, of de focus ligt op GWW, gebouwen of beide, en in welke fase van het bouwproces ze inzetbaar zijn.
Een belangrijk onderscheid daarbij is of de tools gericht zijn op harde gegevens van producten en materialen of op zachtere aspecten van leveranciers, zoals visie, aanpak en samenwerking. Die laatste zijn bruikbaar om een partij te selecteren nog voordat deze een concrete oplossing aandraagt. Dat biedt meer ruimte om later in het proces samen tot innovatieve oplossingen te komen. De deelnemers gaven aan het belangrijk te vinden om meer inzicht te krijgen in de beschikbare tools, ook op het gebied van gebruiksvriendelijkheid. Zodat je de tool kunt kiezen die het best past bij je wensen en behoeften en zelf niet eerst met verschillende oplossingen hoeft te experimenteren. Het liefst zouden ze zien dat er een toolvergelijker ontwikkeld wordt die helpt om makkelijk de meest geschikte tool te kiezen.
Tot slot gaf Rogier Joosten een presentatie over zijn werk als kwartiermaker bij The Green House, een circulair horecapaviljoen vlakbij Utrecht CS. Een inspirerende casus voor mensen die circulair willen bouwen en inkopen. Als Joosten later de deelnemers rondleidt, blijkt dat hij bij elk onderdeel van het gebouw wel een circulair verhaal heeft.
Om dat voor elkaar te krijgen, moet de opdrachtgever het hele proces blijven stimuleren om bij elke stap na te denken over zo veel mogelijk impact op circulariteit. Circulariteit hoeft geen euro extra te kosten. Maar dan moet de opdrachtnemer wel ruimte krijgen om te innoveren. Bij het paviljoen zijn bijvoorbeeld demontabele betonblokken gebruikt in plaats van heipalen. Dat scheelt 50 % materiaal, maar daarvoor moesten de specificaties wel veranderen. Daarbij is integraal denken belangrijk. Dankzij een duurzame gevel - met gerecycled glas - kon de klimaatbeheersing bijvoorbeeld eenvoudiger blijven. Tot slot is samenwerking onmisbaar. Onder meer voor het pay-for-use principe waarmee de exploitant bijdraagt aan een positieve businesscase. En voor de warmte: die komt van het Rijkskantoor de Knoop ernaast.
Ervaringen bij Bouw en GWW met circulariteit in aanbestedingen zijn nog niet wijdverbreid. Om dat te verbeteren, kennis te vergroten en innovatie te stimuleren, is lef nodig. De belangrijkste
aanbeveling, afgelopen 15 november, op de leernetbijeenkomst Circulair Inkopen Bouw en GWW luidt dan ook: “Durf om alleen je minimale eisen vast te leggen, en zoek via je Gunningscriteria naar de ideale partner om circulariteit in te brengen.”
Na een geslaagde extra Marktontmoetingsbijeenkomst, waar een tiental leden van het leernetwerk zijn aangesloten bij de circulaire markt van de Gemeente Den Haag en BZK op 7 november jongstleden, is deze bijeenkomst alweer de derde – en laatste – Reguliere bijeenkomst. Gastheer is ProRail, in ‘De Inktpot” in Utrecht. Gastvrouw is Katja Nelissen, beleidsadviseur Duurzaamheid bij ProRail. Zij wijst de aanwezigen er als eerste op dat dit honderd jaar oude gebouw ook ‘circulair’ is.
De fundering van Nederlands grootste bakstenen gebouw bestaat bijvoorbeeld uit 21 kilometer oude gebruikte spoorstaven, terwijl de mislukte bakstenen (“misbaksels”) werden gebruikt voor de plantenbakken buiten. ProRail heeft duurzaamheid en circulariteit zelf ook hoog op de agenda gezet. “Dat komt ons niet aangewaaid”, aldus Nelissen. “Op het spoor kun je je immers geen missers veroorloven. We zijn vanzelfsprekend een risicomijdende organisatie, gericht op veiligheid en continuïteit. Dat vraagt om een gedegen aanpak waarin we wel op zoek gaan naar kansen en daarin ook lef moeten tonen.”
ProRail ondertekende de Green Deal GWW en zet de Duurzaam Bouwen Calculator (DuboCalc) breed in. Dit instrument berekent en vergelijkt de duurzaamheid en milieukosten van aanbestedingen en drukt dit effect uit in euro’s, de Milieukostenindicator (MKI). De zaal kent dit instrument goed en is eveneens enthousiast, zeker voor grotere aanbestedingen. Tevens onderzoekt ProRail, samen met RWS, de mogelijkheden van EME (ExcessMaterialExchange), een digitaal platform waar grondstoffen en materialen over sectoren heen uitgewisseld kunnen worden. Nelissen: “Het is een hoogwaardige marktplaats tegen verspilling en vervuiling, werkend met AI en blockchaintechnologie. Delen van kennis én van spullen is voor ons heel belangrijk.” ProRail zet bij een aantal projecten hoog in op circulariteit, onder andere bij een nieuwe verkeersleidingpost in Barendrecht, ter vervanging van twee bestaande en een locatie voor Incidentenbestrijding. Dat gebouw moet energieneutraal en circulair zijn. En bij de uitvraag van de productie van aftellers – waardoor machinisten sneller kunnen vertrekken en auto’s minder lang hoeven te wachten achter dichte spoorbomen – wordt een plan van aanpak op circulariteit meegenomen als gunningscriterium. Nelissen voegt er nog een tip aan toe om in een aanbesteding prijsduikers kansloos te maken: “Eis dat een leverancier minimaal een zes scoort op het plan van aanpak.”
Voor deze laatste bijeenkomst zijn twee sprekers uitgenodigd. De eerste is Floris den Boer, adviseur bij PIANOo. Volgens hem is de kernvraag van circulair inkopen: Hoe krijg je de markt zover dat ze met je mee gaan doen? “Dat vereist een uitgekiende aanpak. Probeer allereerst om dat wat je van de leverancier eist, zo minimaal mogelijk te houden. Concentreer je hierin nog niet op circulariteit, doe dat in de gunningscriteria die je niet als eis, maar als wens vastlegt.” Bij gunning verandert die wens overigens wel in een eis waar de leverancier aan moet voldoen. Het is eveneens mogelijk om een wens een wens te laten, door het in een bonus-malusconstructie te formuleren. Een andere optie is het gebruiken van een inspanningsverplichting. Den Boer: “In beide gevallen ga je samen op ontdekkingsreis en onderzoek je of bijvoorbeeld een bepaalde wens mogelijk is. Bij een bonusmalusconstructie geef je de leverancier een bonus als hij erin slaagt de wens te realiseren. Een premie, of een extra contractjaar. Met een inspanningsverplichting staat het proberen centraal. Lukt het niet, dan is dat jammer voor beiden, maar heb je waarschijnlijk wel veel geleerd. Inspanningsverplichtingen zijn een goede manier om innovatie aan te zwengelen.”
Een tweede punt bij aanbestedingen is het vaststellen van de beste inschrijving. Ook hier kun je de markt sturen. Bijvoorbeeld door een virtuele aftrek toe te kennen op de totale begroting als de leverancier een bepaalde CO2-reductie haalt. “En haalt hij het niet, dan staat daar in de regel een boete op van anderhalf keer de waarde van de aftrek. Al is het innen van zo’n boete in de praktijk nog niet zo eenvoudig”, weet Den Boer. “Blijf dus ook zeker aan de voorkant kritisch.” Een andere manier om de markt te sturen, is vastleggen dat de leverancier een deel zijn tijd aan een bepaald onderdeel van het project kan besteden. “Maar geef vooral leveranciers, natuurlijk weloverwogen, kansen om zich te onderscheiden. Om iets uit te proberen, om ervaring op te doen. Zoek de optimale mix tussen wat jij wil en wat de markt positief uitdaagt om met je mee te doen.”
Wat er allemaal mogelijk is op het gebied van circulair bouwen, laat Constantijn Berning van
kantoorontwikkelaar Edge Technologies (OVG Real Estate) zien. Het bedrijf ontwikkelt duurzame en gezonde werkplekken, waarvan kantoorpand ‘Edge Olympic’ in Amsterdam een revolutionair
voorbeeld is. Het oude ‘grijze muis’-gebouw werd herontwikkeld, waarbij bijvoorbeeld de oude
natuurstenen gevel een nieuw leven kreeg als vloer. De verdiepingen bovenop het oude gebouw bestaan uit een demontabele houtconstructie die cradle-to-cradle gecertificeerd is. “De aandacht voor gezonde werkplekken groeit”, stelt Berning. “We hebben voor dit project specifiek gezocht naar een aannemer die er ook de ‘lol’ van inzag om dit gebouw zo neer te zetten.” Dat laatste, het zelf uitzoeken van een aannemer bij een groot project, mogen overheden echter niet. Berning hoopt dan ook vooral te inspireren. “En misschien is er meer mogelijk als je iets in een pilotvorm giet?” Zijn tweede voorbeeld behelst het nog in aanbouw zijnde kantoor van Triodos Bank, op landgoed De Reehorst in Driebergen. Hier staat het sluiten van zoveel mogelijk kringlopen (materialen, energie, water, et cetera) centraal. Daarin zit de uitdaging, en in het vastleggen van eigenaarschap. “Ga circulariteit gewoon doen”, zo sluit Berning af. “Leer wat iets toevoegt, en wat niet. Maar maak het ook zeker niet teveel een middel op zich.”
Aan de hand van een aantal door de deelnemers zelf ingebrachte cases wordt de bijeenkomst in twee discussiegroepjes afgesloten. Deze brainstorm levert de volgende inzichten op:
• maak een hiërarchie van eisen en zorg dat ze niet conflicteren - als een bepaalde MKI-score
een harde eis is, mag het verdere eisenpakket natuurlijk niet zodanig zijn dat die score
helemaal niet haalbaar is;
• Ga bij conflicterende eisen na wat de achterliggende gedachte van die eisen zijn en bedenk met die informatie of het ook anders op te lossen is;
• Voorkom conflicterende eisen door de juiste partijen vanaf dag één samen aan tafel te zetten
• Maak gebruik van een kansendossier ‘Circulair’;
• Gebruik teksten van moederbestek.nl (van Bouw Circulair) bij eenvoudige – vaak RAW –
uitvragen;
• Gebruik de selectiefase om de juiste circulaire partner te vinden.
Rijkswaterstaat en PIANOo organiseerden 10 verschillende leernetwerken klimaatneutraal en circulair inkopen. Het leernetwerk circulaire bouw en GWW werd uitgevoerd onder de vlag van Platform CB'23. De leernetwerken zijn na 2018 niet voortgezet door Platform CB'23.
De bijeenkomsten van het leernetwerk vonden (voornamelijk) plaats in Utrecht. Elke bijeenkomst werd telkens op een andere locatie georganiseerd met een ‘circulaire invalshoek’.
Samenhang en integratie van circulair inkopen versterken